We zijn terug in onze vertrouwde studio in Zeist. De vakantie zit er net op, nog een beetje loom van de berglucht en lange avonden, maar ook weer met zin om aan het werk te gaan. Een kop thee bij de hand, het eerste theezakje-gesprekje van het seizoen: “Heb je nog iets nieuws gedaan de laatste tijd?” Het antwoord dwaalt ergens tussen een rappende kerstman en het onderwerp voor deze aflevering. Dat laatste voelde meteen raak: de comfortzone.
“Alle groei begint waar je comfortzone eindigt,” stond in Anita’s bullet journal. Een zin die bijna op elke sportschoolposter en in menig zelfhulpboek prijkt. Maar wat bedoelen we daar eigenlijk mee? En klopt het wel?
De comfortzone is de ruimte waar we ons veilig voelen. Je weet wat je kunt verwachten, en dat geeft rust. Mensen die jaar na jaar naar dezelfde camping in Spanje rijden, tent opzetten, klaverjassen met de buren – dat is de comfortzone in optima forma. En eerlijk gezegd: er is niets mis mee. Het geeft houvast. Maar blijf je er te lang, dan dreigt verveling of stilstand.
Daarbuiten ligt het onbekende, en dat voelt ongemakkelijk. De psychologie leert ons dat dat ongemak dubbelzinnig is: bedreigend én kansrijk. Al in 1908 beschreven Yerkes en Dodson dat we optimaal presteren bij een gematigd niveau van spanning. Te weinig prikkels maakt passief, te veel spanning verlamt. Het idee van de omgekeerde U-curve is inmiddels wetenschappelijk achterhaald in zijn eenvoud, maar als metafoor werkt het nog steeds: er is een sweet spot waar ongemak ons vooruithelpt.
Niet elk ongemak is hetzelfde. Sociaal ongemak, wanneer je een presentatie moet geven of iemand moet aanspreken. Intellectueel ongemak, wanneer je geconfronteerd wordt met een tekst die je hersenen doet kraken of een idee dat schuurt met je eigen overtuiging. En fysiek ongemak, zoals hardlopen in de regen of kou verdragen. Iedereen heeft zo zijn achilleshiel: de sporter die moeiteloos grenzen verlegt in de bergen maar siddert bij het idee van een zaaltoespraak.
Het punt is dat ongemak vaak de motor van leren en groei vormt. Onderzoekers Bjork & Bjork spreken over “desirable difficulties”: de moeite die leren effectiever maakt. En wie merkt dat hij iets aankan wat eerst onhaalbaar leek, wint aan zelfvertrouwen. Bovendien train je psychologische flexibiliteit – de vaardigheid om met onzekerheid om te gaan zonder meteen terug te deinzen.
Dat gezegd hebbende, ongemak is geen wondermiddel. Te vaak of te ver buiten je comfortzone stappen kan juist averechts werken: stress, uitputting, verlies van zelfvertrouwen. Soms ook sociale frictie, als je met je nieuwe gedrag weerstand oproept. Het draait dus niet om heldhaftige sprongen, maar om kleine bewuste uitstapjes. Een vraag stellen in een vergadering. Een kort praatje maken met een vreemde. Of, zoals ik onlangs deed, drie verschillende pistache-ijsjes vergelijken in evenzovele Italiaanse ijssalons – niet heroïsch, wel buiten mijn gewoonte.
Comfortzones zijn er niet om radicaal te verlaten. Ze zijn er om af en toe te rekken. Net genoeg om te leren, niet zoveel dat je verlamt. Ongemak is in dat licht geen vijand, maar een signaal. Het zegt je dat je iets nieuws aan het leren bent. En leren voelt zelden comfortabel.
Reacties
Een reactie posten