Doorgaan naar hoofdcontent

Je weg vinden

Wanneer wij ons voortbewegen in de wereld, dan navigeren wij, als we tenminste niet als een kip zonder kop willen rondlopen. We hebben hiervoor hulpmiddelen zoals kaarten en GPS tot onze beschikking. Je kunt deze hulpmiddelen zien als ons externe geheugen. Alle informatie die een kaart of een GPS ons geeft, hoeven we immers niet zelf te onthouden. Maar we kunnen ook navigeren op basis van ons interne geheugen, de informatie die we wel zelf hebben opgeslagen, en daar wil ik het hier over hebben.

De stad of het dorp waarin wij wonen kennen we over het algemeen goed, in ieder geval voor wat betreft de locaties die voor ons relevant zijn. Op basis van onze ervaringen met deze locaties hebben we een cognitieve kaart (cognitive map) van onze omgeving ontwikkeld. Wij zijn trouwens niet de enigen die dit doen. Decennia van onderzoek hebben aangetoond dat bijvoorbeeld ratten ook zulke cognitieve kaarten maken.

Nu hebben wij mensen niet alleen ruimtelijke voorstellingen van specifieke steden of dorpen in ons geheugen (de ratten laten we even achter in hun doolhofjes), maar ook meer algemene, schematische voorstellingen. We hebben bijvoorbeeld een schematische voorstelling van een typisch Nederlands dorp. Als we een winkel zoeken, dan weten we dat we in de buurt van de kerk moeten zijn.

Bij het navigeren maken we zowel gebruik van cognitieve kaarten als van schematische voorstellingen. Die schematische voorstellingen helpen ons te navigeren in onbekende plaatsen, bijvoorbeeld het Spaanse stadje waar we op vakantie zijn. Tijdens dat navigeren ontwikkelen we dan een cognitieve kaart voor dit specifieke stadje op basis van onze ervaringen.

We kunnen niet alleen op schema’s vertrouwen, ook onze cognitieve kaart hebben we nodig. Elke plaats heeft immers unieke karakteristieken. Als in Dalfsen de patatzaak naast de kerk is, hoeft dit in Waddinxveen niet ook zo te zijn.

Het type stad waarin mensen opgroeien heeft invloed op de ruimtelijke schema’s die ze vormen. Neem mensen die opgegroeid zijn in een Europese stad als Utrecht of Praag. Zo’n stad is veelal organisch gegroeid. De straten zijn vaak niet recht en niet alle kruisingen zijn negentig graden. Europeanen zijn gewend te navigeren in zulke steden. Ze letten dan vaak op bepaalde oriĆ«ntatiepunten, zoals een kerktoren, een brug of een tankstation. Als ze elkaar de weg wijzen, is het vaak iets in de trant van “over de brug linksaf en dan voorbij de kerk naar rechts.”

In Noord-Amerika is het anders. Steden zijn daar vaak gebouwd op basis van een raster. Bijna alle wegen zijn recht en bijna alle kruisingen zijn 90 graden (in Manhattan is Broadway hierop een uitzondering die de regel bevestigt). Dit heeft invloed op de cognitieve kaarten en schema’s die de inwoners van zulke steden vormen. Als Amerikanen elkaar de weg wijzen, dan zeggen ze iets als “drie blokken naar het noorden en dan twee naar het westen.” Ze kijken raar op als je over tankstations of kerken begint.

Recent onderzoek op basis van het spel Sea Hero Quest laat zien dat mensen die opgegroeid zijn in rastersteden zoals New York of Buenos Aires minder goed navigeren dan mensen die in steden zoals Rome of Parijs zijn opgegroeid. Waarschijnlijk komt dit omdat het navigeren gemakkelijker is in een rasterstad dan in een stad die organisch gegroeid is. In een Europese stad moet je meer op oriƫntatiepunten zoals kerken en bruggen letten en dit komt je van pas op allerlei plekken die niet in een raster liggen.

Wil je meer weten over hoe wij navigeren, hoe het kan dat Londense taxichauffeurs de hele stad in hun hoofd hebben zitten en of mannen beter kunnen navigeren dan vrouwen? Luister dan naar aflevering 52 van de podcast (zie boven). Wil je meer weten over hoe wij landkaarten begrijpen, lees dan Hoofdstuk 3 van het boek Drang naar Samenhang: De Psychologie van het Begrijpen.

Literatuur
Farzanfar, D., Spiers, H.J., Moscovitch, M. et al. (2022). From cognitive maps to spatial schemas. Nature Reviews Neuroscience https://doi-org.eur.idm.oclc.org/10.1038/s41583-022-00655-9

Reacties