Doorgaan naar hoofdcontent

Aflevering 132: Waarom we minderheden overschatten – en wat dat zegt over ons brein

Beluister de aflevering via de player hiernaast of via jouw favoriete podcast player.

In deze blogpost bespreek ik de belangrijkste inzichten uit onze aflevering en geef ik een praktische adviezen over hoe om te gaan met mispercepties.

Vandaag, op 4 mei, herdenken we in Nederland de oorlogsslachtoffers. Morgen, op 5 mei, vieren we 80 jaar vrijheid. Een indrukwekkend getal—maar tegelijk realiseer je je: steeds minder mensen hebben die oorlog nog meegemaakt. Slechts 5% van de Nederlandse bevolking.

Dat brengt ons bij het thema van deze aflevering: hoe slecht we eigenlijk zijn in het schatten van percentages—vooral als het gaat om demografische groepen. Hoeveel immigranten wonen er in de VS? Hoeveel zwarte Amerikanen? Of hoeveel mensen horen tot de LGBTQ+-gemeenschap? De meeste mensen schatten die aantallen veel te hoog. Zo denkt men vaak dat 40% van de Amerikanen zwart is, terwijl het werkelijke cijfer rond de 14% ligt.

Dit fenomeen noemen we "numerieke misperceptie". En het komt overal voor—ook in Nederland. Lange tijd dachten onderzoekers dat die mispercepties vooral te maken hadden met media-invloed of vooroordelen: als je vaak iets hoort of ziet, lijkt het talrijker. Maar kloppen die verklaringen wel?

Een recente studie laat iets fundamentelers zien: het probleem ligt in hoe ons brein met onzekerheid omgaat. Als we een inschatting moeten maken zonder dat we de feiten paraat hebben, gebruiken we mentale snelkoppelingen. We "hedgen" naar het midden: kleine groepen worden overschat, grote groepen onderschat. Zelfs bij neutrale zaken, zoals het aantal mensen met een paspoort of een afwasmachine.

De onderzoekers ontwikkelden een model – het Ideal Estimator Model – dat laat zien hoe we systematisch fouten maken bij het schatten van proporties. En belangrijk: deze fouten zijn niet gebaseerd op vooroordelen tegen specifieke groepen. Zelfs mensen uit minderheidsgroepen overschatten hun eigen groepsgrootte, en onderschatten die van de meerderheid. Ook mensen die geen enkele angst voor een groep aangeven, maken dezelfde fouten.

Het zijn dus voorspelbare, menselijke fouten. En dat heeft implicaties: niet alleen voor hoe we enquêteresultaten interpreteren, maar ook voor hoe we omgaan met maatschappelijke misvattingen. Mispercepties corrigeren met juiste cijfers helpt een beetje, maar verandert zelden iemands houding. Want het gevoel komt niet voort uit het getal, maar uit de onzekerheid zelf.

In plaats van te denken dat mensen dom of bevooroordeeld zijn, kunnen we proberen te begrijpen hoe ons brein werkt onder onzekerheid.

Dus de volgende keer dat je denkt: “Die groep is tegenwoordig overal,” vraag jezelf dan af:

“Is dat echt zo? Of doet mijn brein gewoon zijn best met beperkte informatie?”


    Reacties