Doorgaan naar hoofdcontent

Aflevering 136 - Afantasia: denken zonder beelden

Dit is een samenvatting van aflevering 136 van de podcast. Wil je ook nog ons vrolijke gebabbel horen, beluister dan de aflevering via de player hiernaast of via jouw favoriete podcast app. 


Wat zie jij voor je als je denkt aan een appel?

Rood? Groen?
Voor Rolf is een appel rood. Voor Anita groen. Maar sommige mensen… zien helemaal niets.

Zij hebben afantasie: het onvermogen om een mentale voorstelling te maken van de zintuiglijke kenmerken van een object of gebeurtenis. Stel je voor: je kunt je geen appel voorstellen als die niet voor je neus ligt. Of die mooie wandeling op het strand vorig jaar? Geen enkel beeld.

Ontdekking en hernieuwde aandacht

Afantasie is geen nieuw fenomeen. De Britse psycholoog Sir Francis Galton ontdekte rond 1880 al dat mensen sterk verschilden in hun vermogen tot mental imagery. In zijn beroemde breakfast table questionnaire vroeg hij mensen hoe levendig ze hun ontbijttafel voor zich zagen. Zijn neef, Charles Darwin, kon elk detail en elke kleur oproepen alsof hij naar een foto keek. Anderen zagen… niets. Misschien kun jij je eigen ontbijttafel van vanmorgen nog herinneren?

Na Galton raakte het onderwerp in de vergetelheid, tot neurowetenschapper Adam Zeman het in 2015 opnieuw onder de aandacht bracht en de term aphantasia (afantasie) introduceerde.

Wat is afantasie precies?

Afantasie betekent niet alleen geen beelden kunnen vormen, maar ook geen andere zintuiglijke voorstellingen: je kunt je bijvoorbeeld niet voorstellen hoe fluweel aanvoelt of hoe een roos ruikt. De meeste mensen met afantasie zijn ermee geboren, maar sommigen ontwikkelen het later, bijvoorbeeld na een ongeluk of hersenletsel. Er lijkt een genetische component te zijn; het komt vaker in families voor.

Ongeveer 1% van de bevolking heeft afantasie. Het tegenovergestelde, hyperfantasie, waarbij mentale beelden extreem levendig en scherp zijn, komt bij zo’n 3% voor. Beide worden tegenwoordig gezien als vormen van neurodiversiteit, geen stoornissen.

Voor- en nadelen

Afantasie beïnvloedt andere cognitieve processen. Zo hebben mensen met afantasie vaak minder levendige autobiografische herinneringen. Ze herinneren zich gebeurtenissen uit hun leven minder sterk en gedetailleerd. Sommige mensen voelen zich hierdoor schuldig, bijvoorbeeld omdat ze minder verdriet lijken te ervaren na het verlies van een dierbare – simpelweg omdat ze zich de persoon niet voor de geest kunnen halen.

Maar afantasie heeft ook voordelen. Mensen met afantasie zijn bijvoorbeeld minder vatbaar voor posttraumatische stress, angstklachten en depressie. Waar anderen blijven hangen in levendige herinneringen of rampscenario’s, leven mensen met afantasie vaak meer in het hier en nu. Een soort natuurlijke mindfulness.

Toch kan het ook lastig zijn. Mentale beelden helpen bijvoorbeeld bij het stellen van doelen en plannen voor de toekomst. Je ziet voor je wat je wilt bereiken, en dat motiveert. Mensen met afantasie missen dat hulpmiddel.

Hoe zit het met dromen?

Veel mensen met afantasie kunnen wel dromen (ongeveer 81%), maar de helderheid van die dromen verschilt sterk. Sommigen hebben levendige visuele dromen, anderen dromen zonder beelden, meer in gedachten, gevoelens of verhaallijnen. Het lijkt erop dat hun brein wel beelden kan genereren, maar dat ze daar overdag geen bewuste toegang toe hebben.

Hoe weet je of je het hebt?

Er zijn verschillende manieren om afantasie te meten:

  1. VVIQ-vragenlijst (Vividness of Visual Imagery Questionnaire): je beoordeelt hoe helder je 16 situaties of objecten kunt inbeelden.

  2. Binocular rivalry-taak: mensen beelden zich een patroon in en krijgen daarna twee patronen tegelijk te zien, één voor elk oog. Mensen met inbeeldingsvermogen geven onbewust meer aandacht aan het ingebeelde patroon; mensen met afantasie niet.

  3. Huidgeleiding: bij enge verhalen reageren mensen met visuele verbeelding met verhoogde huidgeleiding (zweten). Mensen met afantasie vertonen deze reactie niet – tenzij ze echte plaatjes zien.

Afantasie en lezen

Onderzoek laat zien dat mensen met afantasie minder opgaan in verhalen en minder empathie voelen voor personages. Toch waarderen ze verhalen net zozeer als anderen en lezen ze zelfs iets meer fictie. Verhalen beleven kan dus ook zonder beelden – via taal, plot, thema’s of ideeën.

Eye-opening

Veel mensen weten niet dat ze afantasie hebben, totdat ze ontdekken dat anderen wél beelden zien. Afantasie laat zien hoe verschillend ons innerlijke leven kan zijn, en dat er meer dan één manier is om de wereld te begrijpen.


Wil je weten of jij afantasie hebt?
Doe mee aan de studie van Madeleine Vohs: klik hier.

Reacties